contact

contact

TÜÖTTENMUSEUM IN HET HUIS TELSEMEYER

Met de inrichting van het Tüöttenmuseum legden toegewijde leden van de Heimatverein een speciaal accent op het museumlandschap van het Tecklenburger Land. Het publiekelijk toegankelijke museum dat in en bij het Haus Telsemeyer is gevestigd, toont het leven van de reizende handelaar en de goederendrager tot aan de groothandelaar. Het werd in 1962 voor het publiek geopend.

 

In de voorkamers van het Haus Telsemeyer begint de gevarieerde geschiedenis van de Tüötten (linnenhandelaars) in de “Upkammer”, de gewelfde zaal, de hal en in de (Raad)zaal. Indrukwekkende muurschilderingen, prachtige tekeningen, foto's en omgekeerde glasfoto's geven inzicht in het leven van de Tüötten en hun families.

 

Het Tüöttenmuseum (op de binnenplaats van het Haus Telsemeyer) bestaat uit drie huizen. Het eerste huis is afkomstig uit Wiehe en is naar het origineel herbouwd. Het tweede huis is aan het eerste toegevoegd als een levensechte replica van het Hemmelgarn-huis, dat tot halverwege de jaren zestig tegenover de ingang van het Haus Telsemeyer stond. Het derde huis is een replica van een gevel van het Heuerhaus behorende bij het "Brenninckhof" in Wiehe.

Your Location?

TÜÖTTENMUSEUM IN HET HUIS TELSEMEYER
TÜÖTTENMUSEUM IN HET HUIS TELSEMEYER
Clemensstraße 2
49497 Mettingen
KREIS STEINFURT
Duitsland

Geschiedenis van de Hollandgänger

Toen Clemens en August Brenninkmeyer in 1841 een textielwinkel openden in de Friese stad Sneek, begon de bedrijfsgeschiedenis van de C&A groep. Voordien hadden de Brenninkmeyers, zoals vele andere handelaars, hun brood verdiend als zogenaamde Tüötten. Vanuit Mettingen, een rustige gemeente in het noorden van het Tecklenburger Land, verkochten ze als rondreizende handelaar hoogwaardig linnen in Nederland.

Tegenwoordig herdenkt een liefdevol ingericht lokaal museum in het centrum van Mettingen de geschiedenis van Tüötten. Drukke leden van de Mettinger Heimatverein en afstammelingen van de Tüötten hebben in 1962 het Tüöttenmuseum gebouwd in de kamers van Haus Telsemeyer. Schilderijen en glas-in-lood van Eugen Teeken (1923-2002), kaarten, alledaagse voorwerpen en historische documenten vertellen het buitengewone succesverhaal van de linnenhandel Mettinger. Van 1966 tot 1968 heeft de plaatselijke geschiedenisvereniging het museum uitgebreid met drie vakwerkhuizen, die zijn verplaatst naar de binnenplaats en met elkaar verbonden. Daar illustreren kamers die naar het origineel zijn ingericht het dagelijkse werk en leven van Tüötten en hun families: hier kunnen bezoekers bijvoorbeeld een keuken en een haard, weefgetouw en spinnewiel bezoeken, een klompenwerkplaats, een slaapkamer, zwarte bruidskostuums en de "goede kamer", waarin de familie op zon- en feestdagen zat.

 

Turfstekers

De geschiedenis van de Tüötten begon ongeveer 400 jaar geleden: aangezien hun arme grond weinig opbrengst opleverde, verdienden veel Mettingers hun inkomen als zogenaamde Hollandgangers, werkend als maaiers of turfstekers bij hun westerburen. Toen de Nederlanders belangstelling toonden voor het eersteklas Tecklenburger-linnen van de "gastarbeiders" uit Mettingen, brak al snel een levendige handel aan: de migrantenhandelaren die linnen uit eigen kweekvlas vanuit Mettingen en de naburige steden Hopsten en Recke naar Nederland vervoerden, heetten Tüötten of Tödden. Al snel verkochten ze hun goederen niet alleen in Nederland, maar ook in Noord- en Oost-Duitsland, evenals in de Baltische staten en Scandinavië.

 

Geheimtaal

Om zichzelf te beschermen tegen overvallers en douane, gebruikten ze hun eigen geheime taal voor hun bedrijf, die ze "Bargunsch" of "Humpisch" noemden. Alleen de kooplieden kenden deze taal, zelfs hun vrouwen verstonden hem niet. Tüötten-families zoals Brenninkmeyer, Hettlage, Voss, Lampe en Boecker richtten geleidelijk nationaal belangrijke textielbedrijven op die het Tüötten-systeem lange tijd overleefden. Het tijdperk van reizende linnenhandelaren eindigde met de verspreiding van het mechanische weefgetouw: in het tijdperk van de industrialisatie werd kleding niet meer thuis gemaakt, maar in fabrieken. De Heimatverein Mettingen houdt met het Tüöttenmuseum de herinnering aan een belangrijk hoofdstuk van de regionale economische geschiedenis levend. Daartoe verzamelden vele toepasselijke voorwerpen voor het het museum. De lokale vereniging is ook betrokken bij het plaatselijke Postmuseum, waar de oudste postzegel ter wereld is te zien: een "One Black Penny" uit 1840.

(bronnen: mettingen.de, nrw-stiftung.de)

 

Admission: For details see website
Access for persons with disabilities: For details see website