Prinzen- en Augustastraße

In deze straten werden vanaf 1868 arbeiderswoningen gebouwd door de "Bocholter gemeinnützige Aktien-Bau-Gesellschaft". Achter dit eerste bedrijf stonden de vooraanstaande Bocholtse fabriekseigenaren Peter Drießen, Peter Schwartz, Philipp Weinholt, Ernst Rump en August Danner. In tegenstelling tot de later gebouwde huizen die direct langs de straten staan, staan deze als rijen van vier of vijf flats elk in het midden van een lang tuinperceel dat haaks op de toegangsweg staat. De zeer bescheiden plattegrond van drie vertrekken zonder gang, bestaande uit een keuken (10 m2), een provisiekamer (7 m2) en een kamer (10 m2), alsmede een stal en een hal met een kribbe en trap (10 m2), kan worden afgeleid uit de bouwdossiers die rond 1900 zijn aangelegd tijdens verbouwingswerkzaamheden. De stal en wasplaats werden pas in de jaren 1890 aan de achterkant toegevoegd. In die tijd was de moestuin belangrijker dan de ruime leefruimte, omdat die de basisvoorziening met voedsel waarborgde.

De gebouwen aan de Prinzenstraße werden het slachtoffer van de oorlog, die aan de Augustastraße werden na 1890 zodanig verdicht dat alleen de huisnummers 6, 16, 26 en 34 a-c nog getuigen zijn van de oorspronkelijke vrijstaande rijtjeshuizen.