contact

contact

Twentse huisnijverheid, basis voor de latere textielindustrie

Voordat de textielindustrie in Twente op gang kwam, werd er op veel Twentse boerderijen het in de omgeving verbouwde vlas verwerkt en tot linnen gesponnen. Iedere boer had zijn eigen gereedschappen en op de deel stond het spinnewiel en de weefgetouwen. Daar werkte de familie en maakte er linnen dat door fabrikeurs uit de omgeving werd opgekocht. Die verkochten het op hun beurt weer aan afnemers in de wijde regio en zelfs in Rusland. Het Wevershuisje in Almelo geeft een kijkje in het dagelijks leven van de Twentse boer van de 17e tot de 19e eeuw.

Industrieel erfgoed

De industriële revolutie in de 19e eeuw had grote gevolgen voor het landschap en de samenleving. Het zorgde voor een enorme stijging van de welvaart. In Twente liggen nog vele opvallende monumenten van dit industriële verleden. Bekijk hier het verhaal over Het Wevershuisje

Het Wevershuisje

Het Wevershuisje is een ruim 300 jaar oude stadsboerderij in het hart van Almelo. Het geeft een goed beeld van hoe het dagelijks leven van de Twentse boer er vroeger uitzag. Het gebouw bestaat uit twee aaneen gebouwde panden, de ene helft een vroegere boerderij en de andere helft een woning met schouw en werkruimte. De oude boerderij meet slechts 10 bij 10 meter, waarin niet alleen de familie verbleef, maar ook het vee. De familie verzorgde het vee, molk de dieren en maakte boter en kaas. Helaas leverde het op de lange duur te weinig op en moest er met huisvlijt bijverdienste worden gezocht. Daarvoor had men weefgetouwen, spinnewielen en bijbehorende gereedschappen om zo linnen te maken. De boer verkocht het linnen aan fabrikeurs uit de omgeving en verdiende zo wat bij.

In het woonhuis is nog de ‘mooie kamer’. Die is nog precies zoals vroeger, met de voorwerpen van toen. De bewoners kwamen hier alleen maar op zondag of op feestdagen. Door de week leefde men in de andere vertrekken van het huis en de boerderij. Wie het Wevershuisje nu bezoekt, vindt in de mooie kamer nog een linnenkast met daarin het opgerolde, eigengemaakte linnengoed voorzien van een blauw lint.

Textielindustrie in Almelo

Na de afscheiding van België in 1830 had Nederland ineens geen textielindustrie meer. Doordat het product essentieel was voor onze koloniën werd een nieuw gebied aangewezen voor ontwikkeling van textielindustrie: Twente. Er waren hier lage lonen en de bevolking was al bekend met spinnen en weven. Men verbouwde al eeuwen lang vlas dat de boeren op het eigen boerenbedrijf tot linnen verwerkten. Slimme handelaren zagen een kans en begonnen als fabrikeurs dienst te doen. Ze bezorgden garen, de boeren weefden voor een bijverdienste en de fabrikeurs verkochten het geweven doek. Ze verkochten het linnen in de eigen regio, maar ook ver daarbuiten, tot Rusland aan toe. Ze gingen zelfs nog een stapje verder… Waarom niet een groep wevers bij elkaar zetten zodat ze de hele dag productie kunnen draaien? Het scheelt reistijd, geld en je kunt toezicht houden op het proces. Zo ontwikkelden fabrikeurs zich tot fabrikanten en werd Almelo onderdeel van de Twentse textielindustrie. Voordeel van Almelo was dat er waterwegen waren met geregelde vaardiensten voor personen en goederen. En het aantal kanalen groeide in de 19e eeuw ook nog eens! Bovendien zorgde de aanleg van spoorlijnen, ook naar Duitsland, voor extra afzet- en vervoersmogelijkheden. De textiel bracht Almelo welvaart en de stad groeide sterk. Tot daar rond 1960 een eind aan kwam.