contact

contact

IJzerindustrie, houtskool en kalksteen

IJzer

De aanwezigheid van ijzeroer, houtskool en kalksteen was de basis voor ijzermolens en ijzerindustrie [Doesburg, Doetinchem, Gecher, Isselburg, Rekhem, Terborg, Ulft].

IJzeroer is een soort ijzererts dat in brokken – zogenoemde concreties - onder het maaiveld voorkomt. Het ontstaat uit ijzerhoudend grondwater. Alvorens het ijzeroer in hoogovens tot ijzer te smelten, moesten de ertsbrokken door kloppen kleiner worden gemaakt en werden verontreinigingen van zand en klei weggewassen. Het erts (circa 44%) werd samen met houtskool (circa 53%), afkomstig van houtskoolbranderijen, verhit, terwijl de kalk (circa 3%) diende om verontreinigingen te binden.

De ijzermolen in Rekhem uit 1689 zou de eerste in zijn soort in Nederland zijn geweest. De watermolen aan de Bielheimerbeek is al meer dan 200 jaar verdwenen, maar ter plaatse herinnert een gedenkteken aan het begin van de vroeg-industriële ijzerindustrie.

Houtskool

Het houtskool werd bij het hoogovenproces gebruikt om in samenhang met ijzeroer in de hoogoven te komen tot een hoge verhittingstemperatuur. Op vele plaatsen in de houtrijke gebieden van Oost-Nederland en Westmünsterland werd houtskool geproduceerd. Bij het verkolen van hout kan slechts een beperkte hoeveelheid zuurstof toetreden.  Als gevolg daarvan ontstaat bijna zuivere koolstof dat geschikt is voor het maken van ijzer.

Houtskoolproductie vond plaats met behulp van zogenoemde houtskoolmeilers, opgebouwd uit boomstammen en afgedekt met plaggen. Hierin werd hakhout in twee á drie weken tot houtskool gebrand. Waarschijnlijk zijn geen actuele voorbeelden van houtskoolmeiers in het projectgebied aanwezig.

Kalksteen

De derde component voor de ijzerproductie, naast ijzeroer en houtskool, is kalksteen dat in voldoende mate in Oost-Nederland en Westmünsterland voor handen is. Kalksteen dient om tijdens het hoogovenproces verontreinigingen te binden tot slak [Rheine, Winterswijk].